Ellen Ombre (Paramaribo 1948) groeide op in Suriname en Nederland. Ze debuteerde in 1992 met de verhalenbundel Maalstroom, gevolgd door Vrouwvreemd (1994) en Valse Verlangens (2000). Over de problematiek rond ontwikkelingshulp schreef zij in 1996 Wie goed bedoelt, een autobiografisch reisverslag. In 2004 verscheen de roman Negerjood in Moederland. Voornoemde boeken verschenen bij uitgeverij De Arbeiderspers.
Voor de roman Erfgoed(2014), verkoos ze Nijgh & Van Ditmar als uitgever.
Ombre publiceerde in Maatstaf, De Gids, De Groene, NRC en de Volksrant. Via Radioboeken (www.radioboeken.eu) is zij te beluisteren. Verschillende verhalen werden in het Engels vertaald. Zo verscheen een Engelse vertaling van het verhaal Flarden, Shreds, bij Words without Borders (wordswithoutborders.org/article/shreds).
In 1996 verscheen Malstrom, een Duitse vertaling van het verhaal Maalstroom uit haar gelijknamige eerste bundel. In Antologia Pan-Americana 2010 (uitgeverij Record) werd een Portugese vertaling van het verhaal Reis gepubliceerd. In het kader van het Multatuli-jaar 2010publiceerde Ombre Brief aan Multatuli, in Ons Erfdeel.
Ellen Ombre laat zich niet makkelijk in een hokje vangen. Wie haar zou omschrijven als een Surinaamse schrijfster of een Nederlandse schrijfster-van-Surinaamse-komaf doet haar tekort en gaat voorbij aan belangrijke thema’s uit haar werk. Het meest in het oog springt de wijze waarop Ombre het thema van de migratie gebruikt. In haar werk is dit thema niet louter de verplaatsing van het ene naar het andere land. De ingewikkelde geschiedenis van de complexe Surinaamse samenleving, getekend door driehonderd jaarkolonialisme, speelt hier een belangrijke rol. Lang voor dat het modieus werd schreef zij al over de Koloniale Wereldtentoonstelling van 1883 waar de Amsterdamse bevolking voor het eerst Surinamers voor hun zelf gebouwde hutten mocht aanschouwen. Zij deinst er echter voor terug deze geschiedenis op te delen in goed en kwaad, in wit en zwart. Ombre lijkt vooral geïnteresserd in het ‘kleine’ kolonialisme dat zich in de hoofden van de ‘kolonisten’ en‘gekoloniseerden’ heeft genesteld en is wars van ‘afkomst’ als verdienste.